Zegge
Tocht: 192(5)
Bezocht op: 11 juni 2013
Provincie: Noord-Brabant

De weg richting kerk wordt onderbroken door de ingang van een timmerbedrijf, waarvan de eigenaar onbekend wenst te blijven. Bij de kapel tegenover de kerk staat een friteskraam, waarvan de eigenaar naast kroketten ook toeristische informatie verstrekt. Tegen de kapel staat een met bloemen versierde fiets en op het trapje zitten twee kinderen te wachten op hun moeder. Sanne weet te vertellen, dat de fietsen voor de meimaand waren, maar dat men vergat ze weg te halen. Marlo druk een tekening tegen de borst. Het is een koe, een zeer kleurrijke koe en dat was ook de opdracht van de juf. Ze zijn allebei nog nooit in de kapel geweest en willen wel een kijkje nemen. Het is er stil en een okerachtig licht komt door de ramen. Boven het altaar staat een beeld van Maria met haar kind. Hun gezichten zijn doorschijnend wit en de gouden kronen storen niet. “Ik weet niet hoe ik moet bidden”, zegt Sanne. Dat hoeft ook niet, zo is het ook goed. Het is een oud beeld, een heel oud beeld. De legende gaat, dat er tijdens de Elisabethvloed een schipper in nood was, die beloofde een kapel ter ere van Maria te bouwen op de plaats waar hij aan land kwam. Dat was dus hier in 1421. Kort daarna werd Zegge een bedevaartsplaats, waar in de maand mei veel bedevaartgangers komen voor de processie. De kapel is niet zo oud en heeft een geschiedenis van kerk, school en gevangenis. Inmiddels zijn Sanne en Marlo opgehaald door hun moeder.